Dodenherdenking 4 mei 2019 OZD

VLOP Stefan Dijkhuizen

Dames en heren, jongens en meisjes,

Wat ongelooflijk mooi en goed dat jullie weer met zovelen hier op deze 4 mei naartoe gekomen zijn.

Driekwart eeuw na de oorlog die zo veel offers heeft gevraagd van de onderzeedienst hier in West-Europa en in het verre Oosten. Die zo’n impact had op de 1e, 2e, 3e, misschien zelfs wel 4e generatie – hier ook aanwezig.

Wij laten vandaag opnieuw zien dat herdenken niet alleen maar even stil staan en stil zijn inhoudt, maar dat die offers betekenis hadden en hebben, en wij niet anders kunnen dan daar alle respect en medeleven bij te tonen.

Wat ons hier verbindt, is dat respect en dat medeleven. Natuurlijk hebben we allemaal ons eigen verhaal en onze eigen ervaringen en staan we er verschillend in. Voor de een is het nog steeds heel concreet; het bericht dat vader of een broer niet meer terug kwam, voor anderen de geschiedenis die zo bepaald is – tot tientallen jaren later – door het verlies en het wegvallen van een geliefde in de familie.

Ik neem jullie vandaag mee naar de nacht van 19 op 20 december 1941, en het verhaal over de ondergang van de O20 ten oosten van Maleisië. Zeven onderzeebootmannen, waaronder commandant Snippe, komen in die nacht om het leven.

De 32 overige bemanningsleden vechten voor hun leven in het donkere water en in het duister van de nacht. Pas in de ochtend – uren na het zinken van de O20 – worden zij uit zee gered door de Japanse torpedobootjager Uranami, een van de schepen waar zij de dag ervoor mee in strijd was.

Wat is er in die lange nacht gebeurd? Hoe bleven die mannen in leven?

En volgens één van de bronnen hielden die mannen in het water het vol door samen het Wilhelmus te zingen. ‘Om de moed en de discipline erin te houden’, zo las ik ergens.

Wat ik niet terug kan vinden, maar een paar jaar geleden hier bij mijn eerste herdenking op steiger 19 van iemand hoorde, was dat die mannen naast het eerste, bekende couplet, ons volkslied, ook het zesde couplet moeten hebben gezongen, ‘Mijn schild ende betrouwen Zijt Gij, o God mijn Heer.’ Even wat vrij aangepast aan ons, 21e eeuws Nederlands; ‘Mijn schild en mijn vertrouwen bent U, God.’ ‘Op U zo wil ik bouwen, verlaat mij nimmermeer.’

Een gebed op zee dus. En dat was nodig. Niet alleen na alles wat er in de dagen ervoor gebeurd was, de spanning, de gevechten, het wachten op de bodem van de zee, de dieptebommen, maar ook het verlaten van de boot. Het verlies van collega’s, de Uranami die op volle kracht door de drenkelingen heen voer, de brandstof op het water, de haaien, urenlang, haast onvoorstelbaar. Dan maar zingen op de golven.

De scepticus zou kunnen zeggen ‘Tsja, nood leert bidden’. Als een mens echt wanhopig is, dan roept ‘ie zijn goden wel aan.

Ik moet denken aan de drenkelingen die we oppikten tijdens een Westreis een jaar of 5 geleden, 200 mijl uit de kust van Florida. Die hadden al dagenlang op het omgeslagen bootje gezeten. Zeewier en zeewater genuttigd. Haaien voor de boeg. Oké, geen oorlogssituatie, maar toch. En toen één van de mannen, een Haïtiaan meen ik, hoorde dat er een pastor aan boord was, bleef hij maar tegen mij herhalen hoe dankbaar hij was dat zijn gebeden verhoord waren. Wel 10 keer denk ik.

Ik vind dat verhaal over het zesde couplet van het Wilhelmus – ook al weet ik dus niet zeker of het zo gegaan is die nacht – een indringend verhaal. En ik zou er ook een andere uitdrukking bij willen zetten dan ‘nood leert bidden.’

En dat is: ‘Zonder geloof vaart niemand wel.’

Vooropgesteld; daar bedoel ik niet mee dat je zonder geloof je weg niet zou kunnen vinden. Dat bewijs wordt hier wel geleverd. Een beetje flauw – maar vandaag de dag vaar je zonder wifi niet echt wel, zo lijkt het eerder.

Nee, ik bedoel misschien meer geloof gezien als vertrouwen. Dat is overigens helemaal in lijn met allerlei oude Bijbelverhalen. Geloof als houding van vertrouwen, het leven en alles daarin tegemoet treden. Bij ons heeft de term ‘geloof’ echter veel te veel het stigma van een soort zeker weten, of een blind geloof gekregen.

Vertrouwen. In elkaar. Juist in de kwetsbaarheid laat ze haar waarde zien. In de kracht van het samen blijven. In de moed om het vol te houden, hoe onzeker de nacht ook was in december ’41, zo ver van huis en haard.

Het vertrouwen van dat 6e couplet hield die mannen daar op zee bij elkaar. Bij hun positieven, misschien ook wel letterlijk.

Het is niet alleen ons respect, en onze eer die wij vandaag opnieuw tonen. Het is ook de vraag: Wat doen wij?

Nood leert bidden – dat is: Je laat het van de situatie afhangen? Of: Zonder geloof of vertrouwen vaart niemand wel?

Het zou mooi zijn als wij niet alleen die zingende mannen herdenken, maar ook zelf durven blijven vertrouwen.

Op wat voor onzekere zee wij ook varen, hoe dreigend de golven kunnen zijn. De nacht door-zingen.

Een oude kerkvader zei ooit: Zingen, dat is dubbel bidden.

Nu zingen wij bij dit soort gelegenheden eigenlijk nooit mee met het Wilhelmus dat klinkt. Best jammer eigenlijk.

Maar misschien kun je het straks stiekem toch doen, of wat in jezelf. Met de woorden van het eerste of juist het zesde couplet. Om aan te sluiten bij het vertrouwen van die mannen waarmee wij ons zo verbonden voelen. Of we hier nu voor de O20 of voor één van de andere boten of slachtoffers elders zijn. In actieve dienst, veteraan, of hoe dan ook.

Want zonder vertrouwen heeft herdenken niet veel zin.

Zonder vertrouwen kan de tirannie zijn goddeloze weg blijven gaan.

Vandaag, maar ook in de dagen die nog komen.

Nu twee minuten stil om de rest van het jaar weer koers te houden in vrijheid en voor vrijheid. Dankuwel.

 

Gebed:

 

Laten we bidden…

 

Mijn schild ende betrouwen

Zijt Gij, o God mijn Heer,

Op U zo wil ik bouwen,

Verlaat mij nimmermeer.

Dat ik doch vroom mag blijven,

Uw dienaar t`aller stond,

De tirannie verdrijven

Die mij mijn hart doorwondt.

 

Deze woorden klonken in de nacht nu ruim 77 jaar geleden.

Mannen in nood – vechtend voor hun leven, vechtend voor het Koninkrijk, voor onze vrijheid.

We noemen nog maar eens de namen van Bastelaar, Bechtold, Drevijn, Lammers, Snippe, Tilro en Van Uden, die in die nacht het leven lieten op de O20.

Mannen, collega’s, familie, vader, zoon, broer.

En we denken aan hun collega’s die in het donker op de golven de moed erin probeerden te houden door bij elkaar te blijven. Te zingen, te bidden.

Wij danken voor hun inzet, voor hun vertrouwen.

 

Zo denken wij aan alle mannen van wie de namen hier voor ons in steen vereeuwigd staan. Aan degenen die met hun leven een offer gaven. Voor onze vrijheid. Maar dat ook zo veel verdriet en gemis heeft gebracht.

In de stilte noemen we voor onszelf de naam van hem of hen die ons dierbaar zijn…

 

Goede God, geef ons het vertrouwen, het geloof, om hen te blijven gedenken, en om zelf de moed erin te houden als dreiging ons omgeeft. En laat hoe dan ook het laatste woord ‘vrede’ zijn, eens, ooit.

Bidden wij samen – met wie dat wil – hardop de woorden die Jezus ons leerde: Onze Vader…