Een tafeltje, een foto en een ponjaard


Als kleine jongen logeerde ik vaak bij mijn grootouders, die in de binnenstad van Kampen boven mijn opa’s garagebedrijf woonden. Een hoge trap leidde van de voordeur naar het bovenhuis. Vooral de gang maakte indruk op mij, een eindeloos lijkende donkere gang die het voorhuis met het achterhuis verbond. Waar de trap in de gang uitkwam, stond een muurtafeltje. Erboven hing een foto van een jonge knappe man in uniform met ernaast een sabeltje met een lange ketting. In de verder zo goed als lege gang had het iets plechtigs en sereens, en ook voor een kind was het voelbaar dat dit een bijzondere betekenis had.


Ik kan mij niet goed meer herinneren of ik er niet naar durfde te vragen of dat ik geen antwoord kreeg, maar het duurde lang voordat mij werd verteld dat de jongeman op de foto mijn oom Wim was die in de oorlog was omgekomen. Het sabeltje was de ponjaard die hij als adelborst had gedragen. Vooral de lange ketting van de ponjaard boeide mij mateloos. Later hoorde ik dat verlengen weliswaar niet geoorloofd was, maar dat het oogluikend werd toegestaan.


Oom Wim was de derde van vier broers. Er werd nooit over hem gesproken, tenminste, niet als ik erbij was. Als ik naar hem vroeg, werd alleen gezegd dat hij de lieveling van de familie was. Tot op een keer mijn opa naar de boekenkast liep en er een klein boekje uithaalde, ‘ Onderzeeboot O16’ van K. Norel. Lees maar, zei hij. Daar moest ik het mee doen.


Verwonderlijk was dat niet. Ook mijn vader wilde nooit over de oorlog praten, want dat maakte teveel in hem los. Zelf was hij als ex-koopvaardijofficier tijdens de mobilisatie aangesteld als commandant van een mijnenveger waarmee hij uitweek naar Engeland. Daar werkte hij voor de Inlichtingendienst tot hij in 1944 als commandant van de Dutch Liaision Mission met de British 1st Airborne Division meevocht in de Slag om Arnhem.


Toen mijn opa de garage overdeed aan zijn jongste zoon, verhuisde hij naar een benedenhuis aan de IJssel. Het tafeltje met de foto en de ponjaard verhuisde mee en kreeg daar eenzelfde prominente plek. Zo bleef het tot zijn overlijden. De attributen kwamen in het bezit van mijn oom die toen nog boven de garage woonde, maar verloren hun heilige plek.


Daarmee houdt het verhaal niet op. Ieder van mijn oom Wim’s drie broers had een zoon die de naam Jan Willem meekreeg. Twee daarvan zijn naar het KIM gegaan en hebben de ponjaard, met de lange ketting, mogen dragen. Een van de twee was mijn broer Arne. Hij volgde in oom Wim’s voetsporen en ging bij de Onderzeedienst. Begin jaren 80 was hij commandant van Hr. Ms. Zeehond. Een paar jaar later volgde mijn neef Jan Willem, zoon van mijn jongste oom, maar hij koos niet voor de Onderzeedienst.


De ponjaard van mijn oom Wim ben ik uit het oog verloren. Ik weet ook niet waar de foto gebleven is. Dat hoef ik ook niet te weten, want die foto heb ik voor altijd haarscherp op mijn netvlies staan.


Tom Wolters