Stichting Nabestaanden Onderzeeboten 1940-1945
De Stichting heeft ten doel:
- Alle activiteiten te ondernemen die kunnen leiden tot het lokaliseren van de wrakken van Hare Majesteits Onderzeeboten KXVI, O20 en O13, alle verloren gegaan in de Tweede Wereldoorlog
- Het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
- In 2002 is Hr. Ms. O20 gelokaliseerd tijdens een door de stichting uitgezonden expeditie, met behulp van de IAHD, de International Association of Handicapped Divers onder leiding van Klaas Brouwer.
- Na diverse zoektochten naar KXVI werd de onderzeeboot in 2011 door een Australisch duikteam gevonden en ontving de stichting een mail met de boodschap “we found KXVI”.
- Naar Hr. Ms. O13 wordt nog steeds intensief gezocht.
De stichting werd opgericht op 29 juli 2002 op initiatief van Hans Besancon, zoon van de in december 1941 gesneuvelde commandant van Hr. Ms. KXVII
The Foundation Relatives Submarines 1940-1945 is a not for profit foundation that is searching for the missing Dutch Submarines of WW2.
We also want to keep the memory of the missing crew members alive.
Hij vond de onderwater-oorlogsgraven
Bron: NRC, 13 jan. 2018, Hans Steketee
Hans Besançon (1931-2017), vond oude scheepswrakken terug die eigenlijk oorlogsgraven waren. Ook dat van zijn vader.
Het waren gelukkige jaren in Nieuw-Guinea, voor de onafhankelijkheid. Henri ‘Hans’ Besançon was pas getrouwd en commandant van een klein marineschip, een ideale positie met minimale blootstelling aan de bureaucratie van het marinebedrijf die hem zo ergerde.
Maar in 1967 gaf hij het varen eraan. Omdat hij zijn gezin zo miste, hoorden zijn twee jonge dochters. Misschien, maar hij was óók afgekeurd omdat hij doof werd nadat er vlakbij een kanon was afgegaan. Als luitenant ter zee der eerste klasse verliet hij de Koninklijke Marine en werd, op zijn 36-ste, geplaatst bij het Rijksinstituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) in IJmuiden. Met zijn nautische en technische kennis kon hij zich nuttig maken tussen de biologen, meende het Rijk.
Het afscheid van het varen viel hem zwaar. Maar het is de vraag of hij zonder die gedwongen overstap voltooid zou hebben wat zijn levenswerk werd: in 1982 lukte het hem ten slotte het wrak te vinden van de K-XVII, een Nederlandse onderzeeboot die in december 1941 spoorloos verdween op patrouille aan de Maleisische oostkust. De commandant van de K-XVII (de ‘K’ stond voor ‘Koloniën’) was een luitenant ter zee der eerste klasse. Hij heette Henri Besançon. Hans’ vader was 35 jaar toen hij en zijn bemanning vlak voor de Japanse invasie het leven lieten.
De speurtocht kostte jaren. Maar in 1981 kreeg Hans de gouden tip van een Britse duiker met contacten bij lokale vissers, die precies wisten waar hun netten aan gezonken schepen bleven haken. De marine had er – wegens „de penibele toestand van ’s Rijks financiën” – geen geld voor over, zodat een verbitterde Besançon uit eigen zak (en die van weekblad Panorama) een expeditie betaalde.
In april 1982 dreef hij boven de K-XVII. Vijftig meter lager maakte de duiker het stuurwiel los en bracht het naar boven. Jaren later kon hij er nog steeds alleen met verstikte stem over spreken. „Het is prachtig iets in je handen te houden dat je vader ook in zijn handen heeft gehad.”
De vondst werd de eerste van een reeks. Dankzij Besançons volharding zijn vijf van de zes onderzeeboten gevonden die – in marinejargon – „nog steeds op patrouille” waren. Zo kwam voor nabestaanden een eind aan de onzekerheid over de laatste rustplaats van vaders, broers, zonen, echtgenoten. Dat heeft het besef versterkt dat zulke wrakken oorlogsgraven zijn; bij de Slag in de Javazee (1942), waar drie Nederlandse oorlogsschepen ten onder gingen, stierven twee keer zoveel Nederlandse militairen als op de erebegraafplaats van de Grebbeberg liggen.
En Besançon heeft de scheepsarcheologie wijdere erkenning bezorgd. Zijn research hielp in 1984 bij het vinden van het VOC-schip Geldermalsen op een Indonesisch rif, vol Chinees goud en porselein.
Dat zijn vader vermist werd, hoorde Besançon in Nederland, waarheen hij in 1937 met zijn moeder en jongere broertje uit Soerabaja verhuisd was na de scheiding van zijn ouders. In zijn hoofd moet die verre vader, die hij al vier jaar niet had gezien, steeds groter zijn geworden.
De officiële lezing was dat diens onderzeeboot verloren moest zijn gegaan toen commandant Besançon per ongeluk een Brits mijnenveld binnenvoer. De zoon wilde het niet geloven. In 1991 haalde hij zijn gelijk: de K-XVII bleek te zijn getroffen door een van de mijnen die een Japans schip daar pas had gelegd, en die ook de Nederlandse onderzeeboot O-16 enkele dagen eerder fataal werden.
Hij stelde het vast met hulp van een Japanse archivaris. Anders dan veel oud-marinemensen, met hun herinneringen aan Jappenkampen en erger, had hij geen moeite contact te zoeken met de oude vijand. „Hij wilde niet oordelen, alleen dóórzoeken tot hij zijn doel had bereikt”, zegt zijn dochter Hélène.
Altijd op eigen kracht vertrouwen – dat bracht hij ook zijn kinderen bij: klussen in huis en je eigen fiets repareren. Dat ze iets heel anders gingen studeren dan hij wilde, bewees misschien wel hoe goed zijn missie was geslaagd. Het allerbelangrijkste was dat hij er als vader kon zijn.
In 2002 richtte Besançon de Stichting Nabestaanden Onderzeeboten 1940-’45 op, waarvan hij erevoorzitter werd. Hij was al langer ziek. Intussen zijn de drie Nederlandse wrakken in de Javazee met hun ruim 900 doden gelicht, vermoedelijk door illegale schroothandelaars. Het is maar goed dat hij dat nooit heeft geweten, zegt zijn dochter.
Hans Steketee